21 Hierop zei Da̱vid tot Mi̱chal: „Het was voor het aangezicht van Jehovah, die mij verkozen heeft boven uw vader en boven heel zijn huis, om mij tot leider over Jehovah’s volk, over I̱sraël, aan te stellen,+ en ik wil vreugde bedrijven voor het aangezicht van Jehovah.+