14 Want ditmaal zend ik al mijn slagen tegen uw hart en over uw dienaren en uw volk, opdat gij moogt weten dat er niemand is als ik op de gehele aarde.+
17 Want de Schrift zegt tot Farao: „Hiertoe juist heb ik u laten bestaan,* opdat ik in verband met u mijn kracht kan tonen, en opdat mijn naam over de gehele aarde wordt bekendgemaakt.”+