55 Maar La̱ban stond ’s morgens vroeg op en kuste+ zijn kinderen* en zijn dochters en zegende hen.+ Toen ging La̱ban op weg om naar zijn eigen plaats+ terug te keren.*
39 Al het volk ging er nu toe over de Jorda̱a̱n over te trekken, en de koning zelf trok over; maar de koning kuste+ Barzi̱llai en zegende+ hem, waarna deze naar zijn plaats terugkeerde.