2 En de Filistijnen bleven Saul en zijn zonen op de hielen zitten; en ten slotte sloegen de Filistijnen Jo̱nathan+ en Abina̱dab+ en Malkisu̱a,+ Sauls zonen, neer.
33 Wat Ner+ betreft, hij werd de vader van Kis;+ Kis op zijn beurt werd de vader van Saul;+ Saul op zijn beurt werd de vader van Jo̱nathan*+ en Malkisu̱a+ en Abina̱dab+ en Esba̱äl.+