10 En gij dient Aä̱ron en zijn zonen aan te stellen, en zij moeten zorg dragen voor hun priesterschap;+ en iedere vreemde* die nadert, dient ter dood gebracht te worden.”+
7 Want het zijn de lippen van een priester die kennis dienen te bewaren, en [de] wet dient men uit zijn mond te zoeken;+ want hij is de boodschapper* van Jehovah der legerscharen.+