2 „Spreekt tot de zonen van I̱sraël, en GIJ moet tot hen zeggen: ’Ingeval er bij enige man* een vloeiing+ uit zijn geslachtsorgaan* plaatsheeft, is zijn vloeiing onrein.
2 „Gebied de zonen van I̱sraël dat zij iedere melaatse+ en iedereen die een vloeiing+ heeft en iedereen die onrein is door een overleden ziel,*+ uit het kamp wegzenden.