12Jehovah zond nu Na̱than+ tot Da̱vid. Hij kwam dus bij hem+ en zei tot hem: „Er waren twee mannen die zich in dezelfde stad bevonden; de een [was] rijk en de ander onbemiddeld.
8 Wat de priester Za̱dok+ betreft en Bena̱ja,*+ de zoon van Jo̱jada, en de profeet Na̱than+ en Si̱meï+ en Re̱ï en de sterke mannen+ die bij Da̱vid behoorden, zij lieten zich niet+ met Ado̱nia* in.