6 Daarom zei hij tot zijn mannen: „Het is voor mij, van Jehovah’s standpunt uit bezien, ondenkbaar dat ik mijn heer, de gezalfde*+ van Jehovah, zo iets zou aandoen, door mijn hand tegen hem uit te steken, want hij is de gezalfde van Jehovah.”+
11 Het is, van Jehovah’s standpunt uit bezien,+ voor mij ondenkbaar+ dat ik mijn hand zou uitsteken+ tegen de gezalfde van Jehovah!+ Nu dan, neem alstublieft de speer die aan zijn hoofdeinde is en de veldfles met water, en laten wij heengaan.”