10 Dientengevolge zegende+ Da̱vid Jehovah ten aanschouwen van heel de gemeente,+ en Da̱vid zei: „Gezegend moogt gij zijn,+ o Jehovah, de God van onze vader I̱sraël,+ van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd.
26 En op de vierde dag verzamelden zij zich in de laagvlakte van Bera̱ka, want daar zegenden zij Jehovah.+ Daarom gaf men die plaats de naam+ Laagvlakte van Bera̱ka* — tot op heden.