22 Hierop zei hij: „Toen het kind nog in leven was, heb ik inderdaad gevast+ en voortdurend geweend,+ omdat ik bij mijzelf zei: ’Wie weet of Jehovah mij misschien gunst betoont en het kind stellig zal leven?’+
3 en zei toen: „Ik smeek u, o Jehovah, gedenk+ alstublieft hoe ik in waarachtigheid+ en met een onverdeeld hart+ voor uw aangezicht heb gewandeld+ en dat wat goed was in uw ogen heb gedaan.” En Hizki̱a barstte uit in een stroom van tranen.*+