3Wat Jo̱ram*+ betreft, de zoon van A̱chab, hij werd te Sama̱ria koning over I̱sraël in het achttiende jaar van Jo̱safat, de koning van Ju̱da, en hij bleef twaalf jaar lang regeren.
22 Nu gebeurde het dat zodra Jo̱ram Je̱hu zag, hij onmiddellijk zei: „Is het vrede, Je̱hu?” Maar hij zei: „Hoe zou het vrede+ kunnen zijn zolang de hoererijen van uw moeder Ize̱bel+ en haar vele toverijen er nog zijn?”+