7 Ten slotte zei Saul tot zijn dienaren: „Zoekt mij een vrouw die een meesteres is in het geestenmediumschap,+ en ik wil naar haar toe gaan en haar raadplegen.” Toen zeiden zijn dienaren tot hem: „Zie! Te En-Dor+ is een vrouw die een meesteres is in het geestenmediumschap.”
3 En gij moet in uw hand tien broden+ nemen en bestrooide koeken en een pul+ honing, en gij moet naar hem toe gaan.+ Híȷ́ zal u stellig te kennen geven wat er met de jongen gebeuren zal.”+
8 Daarop zei de koning tot Ha̱zaël:+ „Neem een geschenk+ in uw hand en ga de man van de [ware] God tegemoet, en gij moet door bemiddeling van hem Jehovah raadplegen,+ door te zeggen: ’Zal ik van deze ziekte herstellen?’”