20 Maar zo niet, laat er vuur+ van Abime̱lech uitgaan en de grondbezitters van Si̱chem en het huis van Mi̱llo verteren,+ en laat er vuur+ van de grondbezitters van Si̱chem en het huis van Mi̱llo uitgaan en Abime̱lech verteren.”+
57 En al het kwaad van de mannen van Si̱chem liet God op hun eigen hoofd terugvallen, opdat de vervloeking+ van Jo̱tham,+ de zoon van Jerubba̱äl,+ over hen zou komen.+
10 Maar Eli̱a antwoordde en sprak tot de overste van de vijftig: „Welnu, indien ik een man Gods* ben, laat er vuur+ uit de hemel neerdalen en u en uw vijftigtal verteren.” Toen daalde er vuur uit de hemel neer en verteerde hem en zijn vijftigtal.+