22 Nu geschiedde het terwijl I̱sraël in dat land verblijf hield,+ dat Ru̱ben eens bij Bi̱lha, de bijvrouw van zijn vader, ging liggen, en I̱sraël kreeg het te horen.+
4 Munt met [uw] roekeloze losbandigheid als wateren* niet uit,+ want gij hebt het bed van uw vader beklommen.+ Destijds hebt gij mijn legerstede ontwijd.+ Hij heeft die beklommen!
11 En een man die bij de vrouw van zijn vader ligt, heeft de naaktheid van zijn vader ontbloot.+ Beiden dienen zonder mankeren ter dood gebracht te worden. Hun eigen bloed is op hen.
20 ’Vervloekt is hij die bij de vrouw van zijn vader ligt, want hij heeft de zoom [van het kleed] van zijn vader opgelicht.’+ (En heel het volk moet zeggen: ’Amen!’)
5Er wordt zowaar hoererij*+ onder U bericht, en zulk een hoererij als zelfs onder de natiën niet voorkomt, dat een zekere [man] de vrouw heeft van [zijn] vader.*+