16Toen stond Ko̱rach+ op,* de zoon van Ji̱zhar,+ de zoon van Ke̱hath,+ de zoon van Le̱vi,+ te zamen met Da̱than+ en Abi̱ram,+ de zonen van Eli̱ab,+ en On, de zoon van Pe̱leth, de zonen van Ru̱ben.+
10 Toen opende de aarde haar mond en verzwolg hen.+ Wat Ko̱rach betreft, [hij stierf] bij de dood van de vergadering, toen het vuur tweehonderd vijftig mannen verteerde.*+ En zij werden een symbool.+
11 Wee hun, want zij zijn het pad van Ka̱ïn opgegaan+ en hebben zich voor een beloning hals over kop op de dwaalweg van Bi̱leam begeven+ en zijn in het opstandige gepraat+ van Ko̱rach vergaan!+