20 Tweeëndertig jaar oud was hij geworden toen hij begon te regeren, en hij heeft acht jaar lang te Jeru̱zalem geregeerd. Ten slotte ging hij heen zonder begeerd te zijn.+ Men begroef hem derhalve in de Stad van Da̱vid,+ maar niet in de grafsteden van de koningen.+
27 Ten slotte legde A̱chaz zich neer bij zijn voorvaders, en men begroef hem in de stad, in Jeru̱zalem, want men bracht hem niet in de grafsteden van de koningen van I̱sraël.+ En zijn zoon Hizki̱a begon in zijn plaats te regeren.