10 De knecht nam derhalve tien kamelen van de kamelen van zijn meester en maakte aanstalten om te gaan, met allerlei goede dingen van zijn meester in zijn hand.+ Toen stond hij op en begaf zich op weg naar Mesopota̱mië,* naar de stad van Na̱hor.
6 Ja, de deinende massa van kamelen zal u overdekken, de jonge mannetjeskamelen van Mi̱dian en van E̱fa.+ Allen uit Sche̱ba+ — zij zullen komen. Goud en geurige hars zullen zij aandragen. En de lofprijzingen van Jehovah zullen zij verkondigen.+