16 Nu geschiedde het bij de zevende maal, dat de priesters op de hoorns bliezen, waarop Jo̱zua tot het volk zei: „Schreeuwt,+ want Jehovah heeft U de stad gegeven.+
18 Wanneer ik op de hoorn heb geblazen, ik en allen die bij mij zijn, dan moet ook GÍJ́ op de hoorns blazen, rondom het hele kamp,+ en GIJ moet zeggen: ’Van Jehovah+ en van Gi̱deon!’”