20 En de dagen dat Jero̱beam geregeerd heeft, waren tweeëntwintig jaar, waarna hij zich bij zijn voorvaders neerlegde;+ en zijn zoon Na̱dab+ begon in zijn plaats te regeren.
23 Ogenblikkelijk sloeg de engel van Jehovah* hem,+ omdat hij de heerlijkheid niet aan God gaf;+ en hij werd door wormen opgegeten en blies de laatste adem uit.