12 En moge de God die zijn naam+ daar heeft doen verblijven, iedere koning die en elk volk dat zijn hand uitsteekt om een overtreding te begaan en dat huis van God, hetwelk in Jeru̱zalem is, te verwoesten,+ ten val brengen. Ik, Dari̱us, heb een bevel uitgevaardigd. Het worde prompt uitgevoerd.”