8 Aan zijn zijde was U̱zziël, de zoon van Harha̱ja, [een der] goudsmeden,+ bezig met herstellingswerk; en aan zijn zijde was Hana̱nja, een lid van de zalfmengers,+ bezig met herstellingswerk; en zij plaveiden Jeru̱zalem voorts tot aan de Brede Muur.+