14 „’En hadden deze drie mannen* zich in het midden ervan bevonden, No̱ach,+ Da̱niël+ en Job,+ zijzelf zouden wegens hun rechtvaardigheid+ hun ziel bevrijden’, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah.”+
20 zelfs indien No̱ach,+ Da̱niël+ en Job+ in het midden ervan waren,+ zo waar ik leef,’ is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, ’noch zoon noch dochter zouden zij bevrijden; zijzelf zouden wegens hun rechtvaardigheid hun ziel bevrijden.’”+
11 Ziet! Wij prijzen hen die hebben volhard, gelukkig.+ GIJ hebt van de volharding van Job+ gehoord en hebt gezien hoe Jehovah* het heeft laten aflopen,*+ dat Jehovah* zeer teder in genegenheid en barmhartig* is.+