23 En Sa̱lomo zette zich op Jehovah’s troon+ als koning in de plaats van zijn vader Da̱vid en werd succesvol,+ en alle Israëlieten waren hem gehoorzaam.
5 Dient GIJ niet te weten dat het Jehovah, de God van I̱sraël, zelf was die aan Da̱vid tot onbepaalde tijd+ een koninkrijk over I̱sraël heeft gegeven,+ aan hem en aan zijn zonen,+ door een zoutverbond?+
8 En nu denkt gijlieden opgewassen te zijn tegen het koninkrijk van Jehovah in de hand van de zonen van Da̱vid,+ omdat GIJ een grote menigte zijt+ en de gouden kalveren bij U hebt die Jero̱beam U tot goden* gemaakt heeft.+