8 Hun tong is een moordende pijl.*+ Bedrog heeft ze gesproken. Met zijn mond blijft [iemand] van vrede spreken met zijn eigen metgezel, maar in zijn binnenste legt hij zijn hinderlaag.”+
18 Want dat soort van mensen zijn geen slaven van onze Heer Christus, maar van hun eigen buik;+ en door vleiend gepraat+ en complimenteuze woorden+ verleiden zij de harten van de argelozen.