10 En op UW vreugdedag+ en op UW feesttijden+ en aan het begin van UW maanden+ moet GIJ op de trompetten blazen over UW brandoffers+ en UW gemeenschapsoffers;+ en hun gebruik moet U ter gedachtenis* dienen voor het aangezicht van UW God. Ik ben Jehovah, UW God.”+
28 En alle Israëlieten voerden de ark van het verbond van Jehovah op met gejuich+ en met hoorngeschal+ en met trompetten+ en met cimbalen,+ luid spelend op snaarinstrumenten en harpen.+
27 Toen zei Hizki̱a het brandoffer te offeren op het altaar; en op het ogenblik dat het brandoffer begon, zette het lied+ voor Jehovah in, alsook de trompetten, en wel onder begeleiding van de instrumenten van Da̱vid, de koning van I̱sraël.