11 De hoogmoedige ogen van de aardse mens moeten neergeslagen worden, en de hovaardigheid der mannen* moet neergebogen worden;+ en Jehovah alleen moet hoog verheven worden op die dag.+
14 Ik zeg U: Toen deze naar zijn huis afdaalde, had hij zich rechtvaardiger betoond+ dan die andere; want een ieder die zich verhoogt, zal vernederd worden, maar wie zich vernedert, zal verhoogd worden.”+
5 Evenzo GIJ jongere mannen, weest onderworpen+ aan de oudere mannen. Omgordt U allen echter met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar,+ want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.+