4 Bijgevolg schreef Mo̱zes alle woorden van Jehovah op.+ Vervolgens stond hij vroeg in de morgen op en bouwde aan de voet van de berg een altaar en twaalf zuilen overeenkomstig de twaalf stammen van I̱sraël.+
8 Van mond tot mond spreek ik tot hem,+ hem aldus [dingen] tonend, en niet door raadsels;+ en de gedaante van Jehovah aanschouwt hij.+ Waarom hebt GIJ dan niet gevreesd tégen mijn knecht, tégen Mo̱zes te spreken?”+
14 En uw heilige sabbat+ hebt gij hun bekendgemaakt, en geboden en voorschriften en een wet hebt gij hun geboden door bemiddeling van uw knecht Mo̱zes.+
35 Deze Mo̱zes, die zij hadden verloochend door te zeggen: ’Wie heeft u tot heerser en rechter aangesteld’,+ hem heeft God als heerser en ook als bevrijder* gezonden+ door de hand van de engel die hem in het doornbos was verschenen.