11 De hoogmoedige ogen van de aardse mens moeten neergeslagen worden, en de hovaardigheid der mannen* moet neergebogen worden;+ en Jehovah alleen moet hoog verheven worden op die dag.+
6 De onverdiende goedheid die hij geeft, is echter groter.+ Daarom zegt ze: „God weerstaat de hoogmoedigen,+ maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.”+
5 Evenzo GIJ jongere mannen, weest onderworpen+ aan de oudere mannen. Omgordt U allen echter met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar,+ want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.+