5 Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging+ van de gedachten van zijn hart te allen tijde* alleen maar slecht was.+
6 Deze dingen nu zijn voorbeelden* geworden voor ons, opdat wij geen mensen zouden zijn die schadelijke dingen zouden begeren,+ zoals zij die hebben begeerd.
16 want alles wat in de wereld is+ — de begeerte van het vlees+ en de begeerte der ogen+ en het opzichtige geuren* met de middelen voor levensonderhoud die men heeft+ — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld.+