5 die zeggen: ’Blijf waar gij zijt. Nader mij niet, want ik zal stellig heiligheid op u overdragen.’*+ Dezen zijn een rook in mijn neusgaten,+ een vuur dat de gehele dag brandt.*+
15 Derhalve zei hij tot hen: „GIJ zijt het die UZELF rechtvaardig verklaart voor de mensen,+ maar God kent UW hart;+ want wat hoog is onder de mensen, is iets walgelijks in Gods ogen.+