4 En A̱bsalom zei dan verder: „O stelde men mij maar tot rechter in het land aan,+ dat iedere man die een geding of rechtszaak heeft, tot mij zou komen! Dan zou ik hem stellig recht verschaffen.”+
11 en Ha̱man maakte hun voorts de heerlijkheid van zijn rijkdom bekend+ en het grote aantal van zijn zonen+ en alles waarmee de koning hem groot had gemaakt, en hoe hij hem boven de vorsten en de dienaren van de koning had verheven.+
16 Weest jegens anderen net zo gezind als jegens UZELF;+ zint niet op hoge dingen,+ maar laat U door de nederige dingen meevoeren.+ Wordt niet beleidvol in UW eigen ogen.+