24 En Da̱vid ging Bathse̱ba, zijn vrouw,+ troosten. Ook kwam hij bij haar en lag bij haar. Mettertijd baarde zij een zoon,+ en hem werd de naam Sa̱lomo+ gegeven.* En Jehovah zelf had hem werkelijk lief.+
21 En het zal stellig geschieden dat zodra mijn heer de koning bij zijn voorvaders neerligt,+ ikzelf en ook mijn zoon Sa̱lomo stellig tot misdadigers zullen worden.”