24 Toen kwam God ’s nachts in een droom+ tot La̱ban, de Syriër,+ en zei tot hem: „Wacht u ervoor, dat gij met Ja̱kob ook maar goed of kwaad* gaat spreken.”+
24 Want ik zal de natiën van voor uw aangezicht verdrijven+ en ik wil uw gebied uitgestrekt maken;+ en niemand zal uw land begeren terwijl gij driemaal in het jaar optrekt om het aangezicht van Jehovah, uw God, te zien.+
11 Jehovah heeft gezegd: „Waarlijk, ik wil u dienen ten goede.+ Waarlijk, ik wil ten tijde van rampspoed en ten tijde van benauwdheid voor u tussenbeide komen,+ tegen de vijand.+