13 En ik wil haar rekenschap vragen+ voor de dagen van de Baälsbeelden,+ waarvoor zij offerrook bleef brengen,+ toen zij zich bleef tooien met haar ring en haar versiersel+ en haar hartstochtelijke minnaars achterna bleef lopen,+ en míȷ́ vergat zij’,+ is de uitspraak van Jehovah.