12 En het moet geschieden dat wanneer Jehovah* al zijn werk op de berg Si̱on en in Jeru̱zalem voleindigt, ik afrekening zal houden voor de vrucht van de onbeschaamdheid van het hart van de koning van Assy̱rië en voor de eigendunk van de hovaardigheid van zijn ogen.+
13 Wat u betreft, gij hebt in uw hart gezegd: ’Ten hemel zal ik opstijgen.+ Boven de sterren+ Gods* zal ik mijn troon verheffen,+ en ik zal mij neerzetten op de berg der samenkomst,+ in de meest afgelegen streken van het noorden.+