14 Later werden de beambten+ van de zonen van I̱sraël, die door Farao’s taakopleggers* over hen waren gezet, geslagen,+ terwijl dezen zeiden: „Waarom hebt GIJ UW voorgeschreven taak niet afgemaakt door bakstenen+ te maken als voorheen, zowel gisteren als vandaag?”+
17 I̱sraël is een her en der gedreven schaap.+ Ja, leeuwen hebben [hem] verjaagd.+ In het eerste geval heeft de koning van Assy̱rië hem verslonden,+ en in dit laatste geval heeft Nebukadre̱zar, de koning van Ba̱bylon, zijn beenderen afgeknaagd.+