11 En Aä̱ron moet de stier van het zondeoffer, die voor hemzelf* is, aanbieden en verzoening doen ten behoeve van zichzelf en zijn huis; en hij moet de stier van het zondeoffer, die voor hemzelf is, slachten.+
27 Hij behoeft niet dagelijks,+ zoals die hogepriesters, slachtoffers te brengen, eerst voor zijn eigen zonden+ en daarna voor die van het volk+ (want dit heeft hij eens+ voor altijd gedaan toen hij zichzelf ten offer bracht+);