6Nu gebeurde het dat zodra er aan Sanba̱llat+ en Tobi̱a+ en aan de Arabier+ Ge̱sem+ en aan de rest van onze vijanden was meegedeeld dat ik de muur had herbouwd+ en dat er geen bres meer in was overgebleven (hoewel ik tot op die tijd de deuren+ zelf nog niet in de poorten had aangebracht),+
11 ’Op die dag zal ik de hut*+ van Da̱vid, die vervallen is,+ oprichten,+ en ik zal stellig hun bressen herstellen. En haar puinhopen zal ik oprichten, en ik zal haar stellig opbouwen als in de dagen van weleer,+