2 Want Jehovah koestert verontwaardiging tegen alle natiën+ en woede tegen heel hun heerleger.+ Hij moet hen aan de vernietiging prijsgeven; hij moet hen ter slachting overgeven.+
10 En mijn vijandin zal [het] zien, en schaamte zal haar bedekken+ die tot mij zei: „Waar is hij, Jehovah, uw God?”+ Mijn eigen ogen zullen op haar neerzien.+ Nu zal zij een plaats van vertrapping worden, als het slijk der straten.+