5 Nu dan, indien GIJ mijn stem strikt zult gehoorzamen*+ en mijn verbond inderdaad zult onderhouden,+ dan zult GIJ stellig uit alle [andere] volken mijn speciale bezit worden,*+ want de gehele aarde behoort mij toe.+
3 De engel+ van Jehovah nu sprak tot Eli̱a,* de Tisbiet:+ „Sta op, ga op, de boden van de koning van Sama̱ria tegemoet, en zeg tot hen: ’Is het omdat er helemaal geen God+ in I̱sraël is dat GIJ Ba̱äl-Ze̱bub, de god van E̱kron, gaat raadplegen?