9 En het volk zal [het] stellig weten,+ ja, zij allen, E̱fraïm en de inwoner van Sama̱ria,+ wegens [hun] hoogmoed en wegens de onbeschaamdheid van [hun] hart, doordat zij zeggen:+
4 tenzij het is dat men zich moet krommen onder de gevangenen en dat er personen blijven vallen onder hen die zijn gedood?+ Met het oog op dit alles heeft zijn toorn zich niet afgewend, maar zijn hand is nog steeds uitgestrekt.+