5 ’en naar Ba̱bylon zal hij Zedeki̱a voeren, en daar zal hij blijven totdat ik mijn aandacht op hem richt’,+ is de uitspraak van Jehovah; ’hoewel gijlieden tegen de Chaldeeën blijft strijden, zult GIJ geen succes hebben’?”+
5 [betreffende] hen die komen om tegen de Chaldeeën te strijden en om plaatsen te vullen met de lijken van de mensen* die ik in mijn toorn en in mijn woede neergeveld heb,+ en om wie ik wegens al hun slechtheid mijn aangezicht voor deze stad verborgen heb:+