49Aangaande de zonen van A̱mmon+ heeft Jehovah het volgende gezegd: „Heeft I̱sraël dan geen zonen, of heeft hij geen enkele erfgenaam? Waarom heeft Ma̱lkam*+ bezit genomen van Gad,*+ en is diens volk zelfs in [I̱sraëls*] steden gaan wonen?”+
13 Dit heeft Jehovah gezegd: ’„Vanwege drie daden van opstandigheid van de zonen van A̱mmon,*+ en vanwege vier, zal ik het niet afwenden,+ omdat zij de zwangere vrouwen van Gi̱lead hebben opengereten, met het doel hun eigen gebied uit te breiden.+