33 En GIJ moogt het land waarin GIJ zijt,* niet bezoedelen; want bloed, dát bezoedelt het land,+ en voor het land is geen verzoening mogelijk ten aanzien van het bloed dat daarop vergoten is dan door het bloed van hem die het vergoten heeft.+
39 maar indien het uit God is,+ zult GIJ hen niet te gronde kunnen richten);+ anders zou misschien blijken dat GIJ in werkelijkheid tegen God strijdt.”+