7 En de door de hitte verschroeide bodem zal als een rietpoel zijn geworden, en de dorstige bodem als waterbronnen.+ In de verblijfplaats van jakhalzen,+ een rustplaats voor [ze*], zal groen gras zijn met riet en papyrusplanten.+
10 Zij zullen niet hongeren,+ noch zullen zij dorsten,+ noch zal verschroeiende hitte of zon hen treffen.+ Want Degene die medelijden met hen heeft,* zal hen leiden,+ en aan de waterbronnen zal hij hen voeren.+