12 ’En het moet geschieden dat wanneer er zeventig jaar zijn vervuld,+ ik aan de koning van Ba̱bylon en aan die natie rekenschap zal vragen’,+ is de uitspraak van Jehovah, ’van hun dwaling, ja, aan het land der Chaldeeën,+ en ik wil het tot onbepaalde tijd tot verlaten woestenijen maken.+