6 Jehovah heeft een zwaard; het moet vol bloed+ worden; het moet worden besmeerd met het vet, met het bloed van jonge rammen en bokken, met het vet+ van de nieren van rammen. Want Jehovah heeft een slachtoffer in Bo̱zra en een grote slachting in het land E̱dom.+
27 Maakt al haar jonge stieren af.+ Mogen ze afdalen ter slachting.+ Wee hun, want hun dag is gekomen, de tijd dat er aandacht aan hen wordt geschonken!+
18 Het vlees van sterke mannen zult GIJ eten+ en het bloed van de oversten der aarde zult GIJ drinken, rammen, jonge mannetjesschapen+ en bokken, jonge stieren,+ allemaal gemeste [dieren] van Ba̱san.+
3 Tegen de herders is mijn toorn ontbrand,+ en aan de bokkige leiders+ zal ik rekenschap vragen;+ want Jehovah der legerscharen heeft zijn aandacht op zijn kudde gericht,+ het huis van Ju̱da, en heeft hen gemaakt als zijn paard+ van waardigheid in de strijd.