7 Laat de goddeloze zijn weg verlaten+ en de man van schadelijkheid zijn gedachten;+ en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn,+ en tot onze God, want hij zal rijkelijk vergeven.+
5 terwijl zij zeiden: ’Keert alstublieft terug, een ieder van zijn slechte weg en van de slechtheid van UW handelingen,+ en blijft wonen op de bodem die Jehovah U en UW voorvaders sinds het verre verleden en tot ver in de toekomst gegeven heeft.+
6 Daarom, zeg tot het huis van I̱sraël: ’Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: „Komt terug en keert U af van UW drekgoden+ en keert UW aangezicht zelfs af van al UW verfoeilijkheden;+