8 En achter de deur en de deurpost hebt gij uw gedenk[teken]* gezet.+ Want buiten mij om hebt gij [u] ontbloot en zijt toen opgeklommen; gij hebt uw bed ruim gemaakt.+ En voor uzelf zijt gij [een verbond] met hen gaan sluiten. Gij hadt een bed met hen lief.+ Het mannelijk lid* hebt gij aanschouwd.
26 En gij zijt u gaan prostitueren met de zonen van Egy̱pte,+ uw buren groot van vlees,*+ en gij bleeft uw prostitutie overvloedig maken om mij te krenken.
20 En zij bleef een zinnelijk verlangen koesteren in de trant van bijvrouwen die toebehoren aan degenen wier vleselijk lid* is als het vleselijk lid van ezels en wier voortplantingsorgaan is als het voortplantingsorgaan van hengsten.+