18 „Komt nu, en laten wij de zaken rechtzetten tussen ons”, zegt Jehovah.+ „Al zouden UW zonden als scharlaken* blijken te zijn, ze zullen zo wit worden gemaakt als sneeuw;+ al zouden ze rood zijn als karmozijnen stof, ze zullen zelfs als wol worden.
7 Laat de goddeloze zijn weg verlaten+ en de man van schadelijkheid zijn gedachten;+ en laat hij terugkeren tot Jehovah, die hem barmhartig zal zijn,+ en tot onze God, want hij zal rijkelijk vergeven.+
20 maar ben eerst aan hen die in Dama̱skus+ waren en ook aan degenen die in Jeru̱zalem+ woonden, en in het gehele land van Jude̱a en aan de natiën+ de boodschap gaan brengen dat zij berouw moesten hebben en zich tot God moesten keren door werken te doen die bij berouw* passen.+